ECLI:NL:HR:2020:993
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling bij schenking van aandelen en bezitstermijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet. De belanghebbende, een dochter van de schenker, ontving in 2014 een schenking van certificaten van aandelen die 20 procent van het aandelenkapitaal van [E] Holding B.V. vertegenwoordigden. De Holding had alle aandelen in [E] B.V., die op haar beurt 55 procent van de aandelen in [H] Holding B.V. bezat. De BV, die door [H] Holding B.V. werd gehouden, drijft een onderneming en had in 2013 alle activa en passiva van [G] B.V. gekocht. De Rechtbank Noord-Holland had eerder geoordeeld dat de BOR niet van toepassing was op de waarde van de geschonken certificaten die betrekking hadden op [G], omdat niet was voldaan aan de vereiste bezitstermijn van vijf jaar. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had aangenomen dat elke verwerving van een zelfstandig deel van een onderneming een nieuwe bezitstermijn inluidt. De Hoge Raad heeft de aanslag in de schenkbelasting verminderd en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.