Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Roermond,
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid
3.Beslissing
29 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door de schuldenaar tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De schuldenaar, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 24 december 2019 was gewezen. De Ambtenaar, belast met de invordering van belastingen, was niet verschenen in deze procedure. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de klachten van de schuldenaar over het arrest van het hof beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de Hoge Raad geen inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft gedaan, maar enkel heeft vastgesteld dat de procedure niet ontvankelijk is. De kosten van het geding in cassatie zijn aan de zijde van de Ambtenaar begroot op nihil.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van artikel 80a RO in beslag- en executierechtelijke zaken verduidelijkt. De Hoge Raad benadrukt dat het essentieel is dat cassatieberoepen aan de vereisten van ontvankelijkheid voldoen, en dat niet-ontvankelijkheid kan worden uitgesproken zonder verdere motivering als het beroep evident kansloos is.