ECLI:NL:HR:2020:944
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake vennootschapsbelasting en boetebeschikkingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2010 tot en met 2014, alsook de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De Rechtbank Noord-Holland had eerder op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in deze kwestie, waartegen belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 28 november 2019 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Echter, belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt, ondanks dat hij op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om de brief op te halen.
Gelet op het bovenstaande heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.