ECLI:NL:HR:2017:2260

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
17/00615
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid van beroep inzake griffierecht en bezorging van aanmaning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet was betaald. Belanghebbende stelde dat zij de griffierechtnota en de herinnering hiervoor niet had ontvangen. De Rechtbank had overwogen dat belanghebbende bij aangetekende brief van 10 augustus 2016 was herinnerd aan de betaling van het griffierecht, en dat deze brief op 12 augustus 2016 door PostNL was uitgereikt aan het door belanghebbende opgegeven adres.

De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat de nota griffierecht op regelmatige wijze was uitgereikt. De afdruk van het bezorgdocument van PostNL vermeldde namelijk een ander huisnummer dan dat in de adressering van de nota. Dit leidde tot de conclusie dat het oordeel van de Rechtbank onbegrijpelijk was zonder nadere motivering. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verwees de zaak naar de Rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën gelast om het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering bij de uitreiking van juridische documenten en de noodzaak voor rechters om hun oordelen goed te motiveren, vooral in zaken die de ontvankelijkheid van een beroep betreffen.

Uitspraak

8 september 2017
nr. 17/00615
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 29 december 2016, nr. SGR 16/5649 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 tot en met 2014 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1.
De Rechtbank heeft bij uitspraak op de voet van artikel 8:54 Awb belanghebbendes beroep kennelijk niet‑ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet is betaald.
2.2.
Na gedaan verzet, waarin belanghebbende heeft gesteld dat zij de griffierechtnota noch de daarop betrekking hebbende herinnering heeft ontvangen, heeft de Rechtbank overwogen dat belanghebbende bij aangetekende brief van 10 augustus 2016 eraan is herinnerd dat zij griffierecht moet betalen en dat deze brief is verzonden aan het adres [a-straat 1a] , welk adres door belanghebbende in haar beroepschrift is opgegeven en door de Rechtbank mocht worden gebruikt. De Rechtbank heeft vervolgens overwogen dat deze brief blijkens informatie van PostNL op 12 augustus 2016 is uitgereikt. De enkele stelling van belanghebbende dat zij die herinnering niet heeft ontvangen, is onvoldoende om aan die uitreiking te twijfelen, aldus de Rechtbank.
2.3.
Indien een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden (zie HR 10 juli 2015, nr. 15/00289, ECLI:NL:HR:2015:1774, BNB 2015/206).
2.4.
De Rechtbank heeft met betrekking tot de herinnering inzake de betaling van het griffierecht dit onderzoek uitgevoerd en in haar uitspraak haar bevinding vastgelegd dat die herinnering is uitgereikt op 12 augustus 2016. De tot het dossier van de Rechtbank behorende afdruk van het door PostNL vervaardigde document van bezorging van die herinnering vermeldt evenwel dat deze herinnering is uitgereikt op het adres [a-straat 1] . Dit adres is niet het hiervoor in 2.2 vermelde adres van belanghebbende. Het oordeel van de Rechtbank dat de brief van 10 augustus 2016 is uitgereikt – waarbij de Rechtbank klaarblijkelijk bedoelt: aan belanghebbende – is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. De klachten slagen in zoverre.
2.5.
Gelet op het hiervoor in 2.4 overwogene kan de uitspraak van de Rechtbank niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
verwijst het geding naar de Rechtbank Noord-Holland ter verdere behandeling van en beslissing op het verzet met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 503.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2017.