Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats], België,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het belang bij het beroep
4.Beslissing
15 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de vrouw, wonende te [woonplaats], een verzoek tot cassatie ingediend tegen de beschikking van het hof van 30 april 2019. Dit verzoek was gericht tegen de afwijzing van haar verzoek om voorlopige voorzieningen op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vrouw was van mening dat het hof ten onrechte haar verzoek had afgewezen. De man, wonende te [woonplaats], België, heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het cassatieberoep in de hoofdzaak, zaaknummer 19/00292, op dezelfde dag is verworpen. Hierdoor is het geding in de hoofdzaak geëindigd, wat betekent dat de vrouw geen belang meer heeft bij haar verzoek om voorlopige voorzieningen. De Hoge Raad heeft daarom het cassatieberoep van de vrouw verworpen wegens gebrek aan belang. De beslissing is op 15 mei 2020 openbaar uitgesproken door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.