ECLI:NL:HR:2020:878

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
19/04223
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake conserverende navorderingsaanslag in het recht van successie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 augustus 2019. De zaak betreft een aan de belanghebbende opgelegde conserverende navorderingsaanslag in het recht van successie. De Hoge Raad heeft eerder, op 22 december 2017, een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.

De Staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij hij een middel heeft voorgesteld. De belanghebbende heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 525 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 519 geheven van de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/04223
Datum29 mei 2020
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden van 6 augustus 2019, nr. 18/00007, betreffende een aan belanghebbende opgelegde conserverende navorderingsaanslag in het recht van successie.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 22 december 2017, nr. 16/05636, ECLI:NL:HR:2017:3230, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (nr. 15/00700), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 19/04244 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 525 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 519.