ECLI:NL:HR:2020:871
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Herstelarrest inzake immateriële schadevergoeding en redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2020 een herstelarrest gewezen in de zaak van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). Dit arrest is een verbetering van een eerder arrest van 3 april 2020, waarin een misslag werd geconstateerd die voor partijen kenbaar was. De Hoge Raad heeft in het eerdere arrest geoordeeld dat het buiten beschouwing laten van een door het Hof aangenomen verlenging van de redelijke termijn niet leidde tot een hogere vergoeding van immateriële schade dan € 2.000. Echter, na heroverweging bleek dat de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van bezwaar en beroep 19 maanden bedraagt, rekening houdend met de verlenging, en dat het buiten beschouwing laten van deze verlenging de overschrijding op 25 maanden brengt. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de immateriële schadevergoeding naar € 2.500.
In het herstelarrest heeft de Hoge Raad de rechtsoverwegingen en beslissingen van het eerdere arrest aangepast. De tweede volzin van rechtsoverweging 2.5.1 is vervangen, en de beslissingen omtrent de hoogte van de immateriële schade en proceskosten zijn verduidelijkt. De Hoge Raad heeft bepaald dat, indien het bedrag van de door de Hoge Raad aanvullend vastgestelde immateriële schade van € 1.000 niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum van uitspraak. Dit herstelarrest is openbaar uitgesproken en de verbeteringen zijn op de minuut van het eerdere arrest gesteld.