ECLI:NL:HR:2020:871

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
19/00910
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake immateriële schadevergoeding en redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2020 een herstelarrest gewezen in de zaak van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). Dit arrest is een verbetering van een eerder arrest van 3 april 2020, waarin een misslag werd geconstateerd die voor partijen kenbaar was. De Hoge Raad heeft in het eerdere arrest geoordeeld dat het buiten beschouwing laten van een door het Hof aangenomen verlenging van de redelijke termijn niet leidde tot een hogere vergoeding van immateriële schade dan € 2.000. Echter, na heroverweging bleek dat de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van bezwaar en beroep 19 maanden bedraagt, rekening houdend met de verlenging, en dat het buiten beschouwing laten van deze verlenging de overschrijding op 25 maanden brengt. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de immateriële schadevergoeding naar € 2.500.

In het herstelarrest heeft de Hoge Raad de rechtsoverwegingen en beslissingen van het eerdere arrest aangepast. De tweede volzin van rechtsoverweging 2.5.1 is vervangen, en de beslissingen omtrent de hoogte van de immateriële schade en proceskosten zijn verduidelijkt. De Hoge Raad heeft bepaald dat, indien het bedrag van de door de Hoge Raad aanvullend vastgestelde immateriële schade van € 1.000 niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum van uitspraak. Dit herstelarrest is openbaar uitgesproken en de verbeteringen zijn op de minuut van het eerdere arrest gesteld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00910
Datum15 mei 2020
HERSTELARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2020, nr. 19/00910, ECLI:NL:HR:2020:589, gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019, nr. 16/00639.

1.Het arrest in het geding

1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 3 april 2020 arrest gewezen. Nadien heeft de Hoge Raad ambtshalve geconstateerd dat het arrest een misslag bevat die redelijkerwijs voor partijen kenbaar was, en die verbetering behoeft.
1.2
In rechtsoverweging 2.5.1 van het arrest van 3 april 2020 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het buiten beschouwing laten van de door het Hof wegens verknochtheid aangenomen verlenging van de redelijke termijn niet leidt tot een hogere vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep dan het bedrag van € 2.000 dat het Hof heeft toegekend. Deze gevolgtrekking berust op een misslag die de Hoge Raad zal herstellen. Blijkens de uitspraak van het Hof bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van bezwaar en beroep 19 maanden indien rekening wordt gehouden met de hiervoor bedoelde verlenging. Het buiten beschouwing laten van die verlenging leidt ertoe dat die overschrijding 25 maanden bedraagt. De vergoeding van immateriële schade bedraagt dan € 2.500.
1.3
Hetgeen hiervoor in 1.2 is overwogen, brengt mee dat het arrest van 3 april 2020 wordt gewijzigd en aangevuld zoals hierna in 1.4 en 1.5 weergegeven.
1.4
Rechtsoverweging 2.5.1, tweede volzin, van het arrest wordt vervangen door:
“Indien deze verlenging buiten beschouwing wordt gelaten, leidt dat tot een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep van € 2.500.”.
1.5
Het tweede onderdeel van de beslissing van het arrest wordt vervangen door:
“- vernietigt de uitspraak van het Hof maar uitsluitend voor zover het betreft de beslissingen omtrent de hoogte van de door de Inspecteur en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) te vergoeden immateriële schade en de hoogte van de door de Inspecteur te vergoeden (proces)kosten,”.
Het vijfde onderdeel van de beslissing van het arrest wordt vervangen door:
“- beslist dat, indien het bedrag van de door de Hoge Raad aanvullend vastgestelde immateriële schade van € 1.000 niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop dit arrest is uitgesproken,”.
De beslissing van het arrest wordt aangevuld als volgt:
“- stelt het bedrag van de door de Inspecteur te vergoeden immateriële schade vast op € 2.500,”.

2.Beslissing

De Hoge Raad:
- verbetert het arrest van 3 april 2020, nr. 19/00910, op de hierboven in 1.4 en 1.5 vermelde wijze, en
- stelt de verbeteringen op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020.