In deze zaak hebben de eisers tot cassatie, gezamenlijk aangeduid als [Voorkeursgerechtigden], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 mei 2019. De eisers zijn vertegenwoordigd door advocaat J. van Weerden. De verweerder in cassatie, aangeduid als [Eigenaresse], is niet verschenen en er is verstek verleend. De Advocaat-Generaal W.L. Valk heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de eisers schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder die van de kantonrechter te Almelo en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 8 mei 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.