ECLI:NL:HR:2020:824

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
19/03728
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen die was opgelegd aan [X] B.V. te [Z]. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 2 juli 2019, was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De Staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld, waarop belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft het middel van de Staatssecretaris verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (18/02168), dat aan deze uitspraak is gehecht. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het beroep in cassatie ongegrond is en heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 525 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 508 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de geldigheid van de naheffingsaanslag.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03728
Datum1 mei 2020
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2019, nr. 18/00145, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/7711) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/02168, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 18/03727 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op de helft van € 1.050, derhalve € 525, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2020.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 508.