ECLI:NL:HR:2020:824
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen die was opgelegd aan [X] B.V. te [Z]. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 2 juli 2019, was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De Staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld, waarop belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel van de Staatssecretaris verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (18/02168), dat aan deze uitspraak is gehecht. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het beroep in cassatie ongegrond is en heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 525 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 508 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de geldigheid van de naheffingsaanslag.