Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 april 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van het hof Amsterdam van 7 mei 2019. De vrouw, die in deze procedure als eiseres tot cassatie optreedt, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking waarin alimentatie was vastgesteld. De man, met wie de vrouw eerder gehuwd was, is op 16 november 2015 overleden, en de minderjarige, geboren op 29 april 2016, is hun enige erfgenaam. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof de zaak enkelvoudig heeft behandeld zonder de partijen te informeren dat de comparitie zou plaatsvinden voor een raadsheer-commissaris. Dit is in strijd met de rechtspraak van de Hoge Raad over de behandeling van zaken in hoger beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de eindbeschikking van het hof Amsterdam moet worden vernietigd en heeft het geding verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele mededelingen aan partijen in het proces.