In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat A.H. Vermeulen, cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag. De verweerders, die optreden als bewindvoerders over de goederen van betrokkene, hebben een verweerschrift ingediend. De zaak betreft de beoordeling van een beroep op misbruik van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3:44 BW, en de kenbaarheid van een abnormale geestestoestand. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder zijn arrest van 12 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:867) en een arrest van het hof van 6 november 2018. De Hoge Raad heeft de klachten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet slagen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.