Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, die medegerechtigd was tot een erfpachtrecht in Amsterdam. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had geweigerd om een beschikking te geven op basis van artikel 28 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het jaar 2015. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een procedure bij de Rechtbank en het Gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van belanghebbende gegrond zijn, en dat de weigering van de heffingsambtenaar om de beschikking te geven onterecht was. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen om de gevraagde beschikking te verstrekken aan belanghebbende. Tevens is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die zijn ontstaan door het geding in cassatie en de eerdere procedures. De Hoge Raad heeft de kosten van rechtsbijstand vastgesteld en vergoedingen opgelegd aan de betrokken partijen.