Uitspraak
verblijvende te [verblijfplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van een betrokkene die in een verpleeginrichting verblijft. De rechtbank Noord-Holland had op 15 juli 2019 een machtiging verleend voor het voortgezet verblijf van de betrokkene, die lijdt aan vasculaire dementie en een depressie met psychotische kenmerken. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank heeft geconcludeerd.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de geneeskundige verklaringen van een specialist ouderengeneeskunde heeft gebruikt om de machtiging te verlenen. Echter, volgens de rechtspraak is het noodzakelijk dat bij een mengvorm van dementie en psychiatrische problematiek ook een psychiater betrokken is bij het onderzoek. De rechtbank had de machtiging niet mogen verlenen op basis van de overgelegde verklaringen, omdat deze uitsluitend door een specialist ouderengeneeskunde waren opgesteld.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland vernietigd en het geding terugverwezen naar die rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een multidisciplinaire benadering bij de beoordeling van verzoeken tot gedwongen opname, vooral wanneer zowel psychogeriatrische als psychiatrische aandoeningen aan de orde zijn.