ECLI:NL:HR:2020:680
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van belanghebbende, die in deze procedure wordt aangeduid als [X] te [Z]. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 september 2019, waarin het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant aan de orde was. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de toeristenbelasting voor de jaren 2014 en 2015.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 26 december 2019 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace is afgeleverd op het opgegeven adres, is het griffierecht niet voldaan. Vervolgens heeft de griffier op 27 januari 2020 belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig is betaald, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 17 april 2020.