ECLI:NL:HR:2020:675
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in drie zaken met betrekking tot naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting van de gemeente Den Haag. Belanghebbende had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 14 januari 2019.
De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 15 januari 2020 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres was afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan.
Belanghebbende heeft in reactie op een herinneringsbrief van 21 februari 2020 verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar heeft niet tijdig kenbaar gemaakt dat hij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende niet in verzuim is geweest en verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.