ECLI:NL:HR:2020:643
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], Hongarije, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2019, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 was opgelegd aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), op 15 oktober 2019 eindigde. Het beroepschrift was pas op 29 oktober 2019 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad.
De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn was overschreden. De argumenten die de belanghebbende in zijn brief van 12 november 2019 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om te concluderen dat de belanghebbende niet in verzuim was. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2020.