Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z] , Hongarije(hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor [B](hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een eenmanszaak gevestigd in Hongarije, tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) die door de Inspecteur is opgelegd over de jaren 2013 tot en met 2015. De naheffingsaanslag van € 98.226 werd opgelegd na een boekenonderzoek, waarbij de Inspecteur constateerde dat belanghebbende onvoldoende omzetbelasting had aangegeven. Na bezwaar werd de naheffingsaanslag verminderd tot € 44.787, maar belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde dat hij geen vaste inrichting in Nederland had en dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd.
Tijdens de zitting bij het Hof werd vastgesteld dat belanghebbende wel degelijk een vaste inrichting in Nederland had, aangezien hij vanuit zijn bedrijfsadres in [B] leveringen van goederen verrichtte. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende belasting verschuldigd was over de gehele netto verkoopprijs van de verkochte boilers. Het Hof verminderde de naheffingsaanslag met € 1.299, maar wees het verzoek om schadevergoeding van € 180.000 af, omdat belanghebbende dit bedrag niet had onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de naheffingsaanslag werd vastgesteld op € 43.488.
De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2019. Belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.