ECLI:NL:HR:2020:583
Hoge Raad
- Cassatie
- G. de Groot
- J.A.C.A. Overgaauw
- J. Wortel
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- P.A.G.M. Cools
- Rechtspraak.nl
Verrekening van schenkbelasting met erfbelasting bij schenking binnen 180 dagen voor overlijden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Staatssecretaris van Financiën en [X] te [Z]. De zaak betreft de verrekening van schenkbelasting met erfbelasting, specifiek in het geval van schenkingen die binnen 180 dagen voor het overlijden van de schenker zijn gedaan. De moeder van belanghebbende is op 20 april 2016 overleden en heeft in 2015 twee schenkingen gedaan aan belanghebbende, te weten € 5.000 op 31 maart 2015 en € 80.000 op 23 december 2015. De schenkbelasting die belanghebbende heeft betaald op deze schenkingen bedraagt € 7.972.
De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag in hoeverre de betaalde schenkbelasting in mindering kan worden gebracht op de erfbelasting die verschuldigd is over de verkrijging krachtens erfrecht. Het Hof had eerder bepaald dat het bedrag van de schenkbelasting dat in mindering komt op de erfbelasting € 7.503 bedraagt. De Hoge Raad oordeelt echter dat de vermindering van erfbelasting moet worden berekend op basis van de totale verkrijging, wat leidt tot een bedrag van € 6.470.
De Hoge Raad heeft het principale beroep in cassatie gegrond verklaard en het incidentele beroep ongegrond. De uitspraak van het Hof is vernietigd en de uitspraak van de Rechtbank is bevestigd. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot en vier andere raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 3 april 2020.