ECLI:NL:HR:2020:582
Hoge Raad
- Cassatie
- G. de Groot
- J.A.C.A. Overgaauw
- J. Wortel
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- P.A.G.M. Cools
- Rechtspraak.nl
Verrekening van schenkbelasting met erfbelasting bij schenking binnen 180 dagen voor overlijden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Staatssecretaris van Financiën en [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft de vraag hoe schenkbelasting verrekend moet worden met erfbelasting, specifiek in het geval van schenkingen die binnen 180 dagen voor het overlijden van de schenker zijn gedaan. De moeder van belanghebbende overleed op 20 april 2016 en had in 2015 twee schenkingen gedaan aan belanghebbende, te weten € 5.000 op 31 maart 2015 en € 80.000 op 23 december 2015. Belanghebbende heeft over deze schenkingen schenkbelasting betaald, maar de vraag was tot welk bedrag deze schenkbelasting in mindering kan worden gebracht op de erfbelasting die verschuldigd is na het overlijden van de moeder.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat het bedrag van de betaalde schenkbelasting dat in mindering komt op de erfbelasting € 7.503 bedraagt. De Staatssecretaris ging tegen deze uitspraak in cassatie, terwijl belanghebbende ook incidenteel beroep in cassatie instelde. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot gegrondverklaring van het principale beroep en ongegrondverklaring van het incidentele beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het principale beroep in cassatie gegrond is, en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij de berekening van de erfbelasting en de verrekening van de schenkbelasting op een andere manier moet worden uitgevoerd. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de interpretatie van de Successiewet, met name artikel 12 en artikel 7.