ECLI:NL:HR:2020:559

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
19/01912
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake besluiten Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door belanghebbenden, waaronder [X1] LTD te [Z], Cyprus, en andere betrokkenen, tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 februari 2019. De zaak betreft besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die zijn genomen op basis van artikel 16 van de Verordening (EG) 987/2009 van 16 september 2009. De belanghebbenden hebben een middel voorgesteld in hun cassatieberoep, waarop de SVB een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is uitgesproken op 3 april 2020 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/01912
Datum3 april 2020
ARREST
in de zaak van
1. [X1] LTD te [Z] , Cyprus,
2. [X2] ,
3. [X3] ,
4. [X4] ,
5. [X5] ,
6. [X6] ,
7. [X7] ,
8. [X8] EN
9. [X9] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 28 februari 2019 [1] , betreffende ten aanzien van de hiervoor genoemde personen genomen besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) als bedoeld in artikel 16 van de Verordening (EG) 987/2009 van 16 september 2009.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.