Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Den Haag,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
27 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 26 maart 2019. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van verzoeker niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Politie, als verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen in de feitelijke instanties, waaronder een beschikking van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2017. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leiden, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Politie zijn begroot op nihil. Deze beschikking is gegeven op 27 maart 2020 en openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron.