ECLI:NL:HR:2020:514
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van VOF [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat inzake belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van VOF [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De zaak betreft de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard. Het Hof had in zijn uitspraak een oordeel gegeven over de redelijke termijn van berechting, waarbij het Hof zich baseerde op een verknochtheid van zaken. De Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel niet juist was, en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep verhoogd tot € 7.000, en in hoger beroep tot € 1.500.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën en de Staat veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat indien de door de Hoge Raad aanvullend vastgestelde immateriële schade van € 2.500 niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum van de uitspraak. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.