ECLI:NL:HR:2020:469
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kosten van invordering door Belastingsamenwerking West-Brabant
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen het Dagelijks Bestuur van Belastingsamenwerking West-Brabant. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 maart 2019, waarin de hoger beroepen van belanghebbende en de invorderingsambtenaar tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werden behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak kosten van invordering aan belanghebbende in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft een middel voorgesteld in cassatie, waarop het dagelijks bestuur van Belastingsamenwerking West-Brabant een verweerschrift heeft ingediend en voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat het middel in het principale beroep niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de beoordeling van het middel niet noodzakelijk was voor de ontwikkeling van het recht.
Aangezien het principale beroep niet tot vernietiging leidde, verviel ook het voorwaardelijk incidentele beroep, zoals bepaald in artikel 8:112, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.