ECLI:NL:HR:2020:443

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
18/04519
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op mobiele telefoon in het kader van witwasverdenking en de status van de beslagene

In deze zaak gaat het om een beklag tegen een beslag gelegd op een mobiele telefoon in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen. De klager, geboren in 1969, werd op 14 april 2016 aangehouden als verdachte van onder meer witwassen. Tijdens zijn aanhouding werd in de auto die hij bestuurde een bedrag van € 10.100,- aangetroffen, terwijl de auto op naam stond van een ander met een strafblad. Op 15 april 2016 werd de mobiele telefoon van de klager in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om de waarheid aan de dag te brengen. De kennisgeving van inbeslagneming vermeldde echter dat er 'geen eigenaar bekend' was, wat leidde tot de conclusie van de rechtbank dat de klager niet als beslagene kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat niet voldoende was aangetoond dat de klager als rechthebbende kon worden aangemerkt. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat de enkele vermelding van 'geen eigenaar bekend' niet voldoende is om het oordeel van de rechtbank te dragen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04519 B
Datum17 maart 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2018, nummer RK 18/2873, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de klager.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Amsterdam.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel komt op tegen de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2
De Rechtbank heeft het klaagschrift, dat strekt tot teruggave van de op de voet van art. 94 Sv inbeslaggenomen mobiele telefoon aan de klager, ongegrond verklaard en heeft daartoe, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
“Klager werd op 14 april 2016 aangehouden als verdachte van - onder meer - witwassen. Klager bestuurde een auto waarin, in het plafond een bedrag van € 10.100,- werd aangetroffen. De auto stond op naam van een ander, met antecedenten op het gebied van (zwaar) geweld. In het kader van dit onderzoek is op 15 april 2016 op de voet van artikel 94 Sv. de telefoon in beslag genomen, met als doel om de waarheid aan de dag te brengen. Op de kennisgeving van inbeslagneming is bij de telefoon aangetekend: ‘geen eigenaar bekend’, zodat klager niet als beslagene kan worden aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft de telefoon na twee jaar vernietigd/onttrokken aan het verkeer. Binnen deze twee jaar is door klager nooit een klaagschrift ingediend.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie diende om de waarheid aan de dag te brengen. Het onderzoek is afgerond zodat het strafvorderlijk belang zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag.
Aangezien hier sprake is van een klager die stelt eigenaar/rechthebbende van het voorwerp te zijn en om teruggave vraagt, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht, dient de rechtbank als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat klager als eigenaar/rechthebbende van het voorwerp moet worden aangemerkt en zo ja of zich de situatie als bedoeld in artikel 94a lid 4 of lid 5 Sv voordoet (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.15).
Nu klager niet als beslagene kan worden aangemerkt, zal de rechtbank moet vaststellen of hij redelijkerwijs als rechthebbende op het voorwerp kan worden aangemerkt. Voor de rechtbank is dit onvoldoende komen vast te staan. Behoudens de verklaring van klager is deze stelling niet met stukken onderbouwd. De rechtbank zal dan ook niet gelasten dat het voorwerp aan klager dient te worden teruggegeven, wat in dit geval een compensatie zou hebben betekend.
Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.”
2.3
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. (Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, rov. 2.8.)
2.4
Het middel bevat de klacht dat het oordeel van de Rechtbank dat de klager niet als beslagene kan worden aangemerkt onder wie de mobiele telefoon is inbeslaggenomen, niet zonder meer begrijpelijk is. De klacht slaagt. De enkele door de Rechtbank in aanmerking genomen omstandigheid dat volgens de desbetreffende kennisgeving “geen eigenaar bekend” is, kan dat oordeel niet dragen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden beschikking;
- wijst de zaak terug naar de Rechtbank Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 maart 2020.