Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag tegen een beslag gelegd op een mobiele telefoon in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen. De klager, geboren in 1969, werd op 14 april 2016 aangehouden als verdachte van onder meer witwassen. Tijdens zijn aanhouding werd in de auto die hij bestuurde een bedrag van € 10.100,- aangetroffen, terwijl de auto op naam stond van een ander met een strafblad. Op 15 april 2016 werd de mobiele telefoon van de klager in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om de waarheid aan de dag te brengen. De kennisgeving van inbeslagneming vermeldde echter dat er 'geen eigenaar bekend' was, wat leidde tot de conclusie van de rechtbank dat de klager niet als beslagene kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat niet voldoende was aangetoond dat de klager als rechthebbende kon worden aangemerkt. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat de enkele vermelding van 'geen eigenaar bekend' niet voldoende is om het oordeel van de rechtbank te dragen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug voor herbehandeling.