ECLI:NL:HR:2020:427

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
19/05927
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake de Participatiewet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 september 2019. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die op haar beurt het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland behandelde. Deze laatste uitspraak betrof een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, genomen op basis van de Participatiewet.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend. De griffier van de Centrale Raad van Beroep had op 1 oktober 2019 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 12 november 2019. Het beroepschrift werd echter pas op 30 december 2019 bij de Hoge Raad ingediend, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De Hoge Raad heeft belanghebbende de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar de aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht om het verzuim te rechtvaardigen.

Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/05927
Datum13 maart 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 september 2019, nr. 18/5814 PW-PV, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. 18/991) betreffende een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen ingevolge de Participatiewet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Centrale Raad van Beroep heeft op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 1 oktober 2019.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 30 december 2019 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 12 november 2019. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 14 januari 2020 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 17 januari 2020 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.