Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
14 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie dat is ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 27 november 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1993, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in zijn beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 14 januari 2020 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.