ECLI:NL:HR:2020:381

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
19/02742
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging in het kader van publiek debat en vrijheid van meningsuiting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 31 oktober 2018. De verdachte, geboren in 1961, was aangeklaagd voor eenvoudige belediging op basis van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. De beledigende uitlatingen, gedaan in een volle wachtkamer van een ziekenhuis, betroffen de opmerkingen "Domme hoofddoeken altijd" en "Je moet je schamen dat je een hoofddoek draagt! Je moet de krant eens lezen, zodat je weet wat er allemaal gebeurt in de wereld". De centrale vraag in deze zaak was of deze uitlatingen konden worden gekwalificeerd als eenvoudige belediging of dat zij moesten worden beschouwd als uitlatingen gedaan in het kader van een publiek debat, waarbij de vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10.2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in acht moest worden genomen.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De klachten over de uitspraak van het hof zijn beoordeeld, maar de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven te geven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02742
Datum17 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 31 oktober 2018, nummer 22/000019-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 maart 2020.