ECLI:NL:HR:2020:332
Hoge Raad
- Cassatie
- G. de Groot
- J.A.C.A. Overgaauw
- J. Wortel
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- P. Cools
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 januari 2019. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die betrekking had op navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 tot en met 2012. Belanghebbende had een aantal middelen aangevoerd in zijn cassatie, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende. De zaak werd toegelicht door de advocaat van belanghebbende, M. van Leeuwen, te Nijmegen.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.