In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Gemeente Wijchen tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2018. De gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest, waarbij de verweerders in cassatie een verweerschrift tot verwerping hebben ingediend. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht, waarbij de advocaat van de verweerders ook J.M. Moorman inschakelde. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het cassatieberoep te verwerpen, waarop de advocaat van de gemeente schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de gemeente verworpen en de gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.