ECLI:NL:HR:2020:316

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
19/00096
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting hoger beroep en de gevolgen van berusting na het aanwenden van rechtsmiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Gemeente Wijchen tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2018. De gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest, waarbij de verweerders in cassatie een verweerschrift tot verwerping hebben ingediend. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht, waarbij de advocaat van de verweerders ook J.M. Moorman inschakelde. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het cassatieberoep te verwerpen, waarop de advocaat van de gemeente schriftelijk heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de gemeente verworpen en de gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00096
Datum21 februari 2020
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE WIJCHEN,
zetelende te Wijchen,
EISERES tot cassatie,
hierna: de gemeente,
advocaat: aanvankelijk P.A. Fruytier en thans J.F. de Groot,
tegen
1. [verweerster 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: J.H.M. van Swaaij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 03/196 van de rechtbank Arnhem van 10 december 2003 en 20 april 2005;
de arresten in de zaak 104.001.663/02 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 augustus 2017, 6 februari 2018 en 9 oktober 2018.
De gemeente heeft tegen het arrest van het hof van 9 oktober 2018 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerders] mede door J.M. Moorman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
21 februari 2020.