Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
18 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 2 november 2018. De verdachte, geboren in 1969, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op de eendaadse samenloop van medeplegen van het aanwezig hebben, vervoeren en afleveren van Crystal Methamfetamine, zoals geregeld in de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, Y. Moszkowicz, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep en de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.