ECLI:NL:HR:2020:286

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
18/04726
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen aanwezig hebben, vervoeren en afleveren van Crystal Methamfetamine

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 2 november 2018. De verdachte, geboren in 1969, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op de eendaadse samenloop van medeplegen van het aanwezig hebben, vervoeren en afleveren van Crystal Methamfetamine, zoals geregeld in de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, Y. Moszkowicz, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep en de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04726
Datum18 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 2 november 2018, nummer 23/001834-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2020.