Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 april 2018 verklaard -zakelijk weergegeven -:
Ik ben met mijn broer naar Bo-rent gegaan en ik heb daar een aggregaat gehuurd.
Het aggregaat werd geplaatst bij de ingang van het restaurant. Bij het restaurant zit een schuifdeur die niet automatisch werkt en die je dus zelf open moet schuiven. Op 17 januari 2013 heb ik mijn personeel de opdracht gegeven om het aggregaat aan te zetten. De deur is daarbij echter niet open gezet, terwijl het mijn fout was dat ik op dat moment niet aanwezig was om te zorgen dat dit zou gebeuren.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL1512 2013012640-9. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 12 en 13):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 17 januari 2013 werd ik gestuurd naar de [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Aldaar zit het restaurant [A]. De centrale meldkamer stuurde mij en mijn collega ter ondersteuning van de brandweer en de Dienst Stedelijke Ontwikkeling. Deze waren bezig met het betreden van woningen boven het restaurant na het waarnemen van zeer hoge C02 waarden [de Hoge Raad begrijpt: CO waarden]. In het centrale trappenhuis werd door de brandweer een C02 waarde [de Hoge Raad begrijpt: CO waarde] van 270 PPM gemeten. Ik hoorde van de aanwezige brandweercommandant, genaamd [betrokkene 1], dat je met deze waarden binnen 15 à 25 minuten sterft. Een Poolse bewoonster had hoofdpijn en was duizelig. In haar woning werd door de brandweer een CO2 waarde [de Hoge Raad begrijpt: CO waarde] van 26 PPM gemeten.
Aangezien de CO2 waarde [de Hoge Raad begrijpt: CO waarde] in het centrale trappenhuis het hoogst was, zijn we daar begonnen met een onderzoek om de bron van de C02 (de Hoge Raad begrijpt: CO) te traceren. Op de begane grond van dit centrale trappenhuis bevindt zich de ontvangsthal van het restaurant. Ik zag dat in deze ontvangsthal een noodaggregaat in werking was. De uitlaatgassen konden vrij het restaurant in en konden ook gemakkelijk het trappenhuis in, naar de woningen boven het restaurant.
Ik hoorde een medewerkster van het restaurant, [betrokkene 2] verklaren dat de noodaggregaat, werkend op brandstof, op dinsdag 15 januari 2013 is geplaatst in het restaurant. [betrokkene 2] verklaarde dat het erg naar uitlaatgassen stonk vanaf dat moment.
Ik sprak vervolgens met een andere medewerkster van het restaurant, genaamd [betrokkene 3]. Ik hoorde [betrokkene 3] verklaren dat [verdachte], de baas van het restaurant, de noodaggregaat geplaatst heeft om toch te kunnen werken. Ik hoorde [betrokkene 3] verklaren dat [verdachte] op de hoogte was dat de huisbaas dit niet wilde maar de noodaggregaat toch plaatste.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL1512 2013012640-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 36):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 27 maart 2013 heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Ik geef u toestemming om mij telefonisch te horen als getuige.
Ik ben werkzaam bij Bo-rent. Op 15 januari 2013 heb ik een noodaggregaat verhuurd aan [verdachte]. [verdachte] vertelde dat hij het noodaggregaat graag in een pand wilde plaatsen. Ik heb toen nadrukkelijk tegen hem gezegd dat hij het noodaggregaat niet binnen mocht plaatsen omdat er anders giftige stoffen vrij zouden komen. [verdachte] vertelde dat hij voor ventilatie zou zorgen door een deur open te zetten. Ik heb nog een gebruikershandleiding meegegeven waar nadrukkelijk in staat dat het apparaat niet binnen geplaatst mag worden zonder ventilatie.
4. Een inspectierapport van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling nr. 201301141 d.d. 25 januari 2013 met bijlagen, opgemaakt door [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 6], senior inspecteur handhaving respectievelijk Adjunct teammanager. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 41 t/m 47):
Op 17 januari 2013 ben ik, rapporteur [betrokkene 6], samen met de mensen van de brandweer en de collega's van milieu afdeling naar binnen gegaan bij de horecagelegenheid gelegen aan de [a-straat 1] te Den Haag.
Wij, rapporteurs, zagen bij het kijken door de ruit van de toegangsdeur van [b-straat 1] een aggregaat. Ik zag dat de toegangsdeur van de [b-straat 1] gesloten was. Het is algemeen bekend dat het extreem gevaarlijk is om een werkend benzineaggregaat inpandig te hebben zeker als het staat opgesteld in een ongeventileerde ruimte, omdat hierdoor grote hoeveelheden koolmonoxide vrij kunnen komen.
Ik, rapporteur [betrokkene 6] heb, gezamenlijk met de brandweer, in de ruimte waar het aggregaat stond opgesteld een koolstofmonoxide (CO) gasmeting uitgevoerd. Ik zag dat het meetapparaat binnen 1 minuut een alarmerend hoge waarde van 191 PPM CO aangaf. Dat is een zeer hoge concentratie koolmonoxide, die noodzaak geeft om spoedeisend op te treden om de bron die deze situatie veroorzaakt uit te zetten.
Deze zeer hoog gemeten waarden koolstofmonoxide en de wetenschap dat de vorige dag, woensdag 16 januari 2013, het aggregaat waarschijnlijk lange tijd heeft staan draaien, gaf vervolgens aanleiding om in het trappenhuis en de daarmee in verbinding staande gangen naar de appartementen op de bovenste verdiepingen van het complex, metingen te verrichten. Ondanks diverse bouwkundige scheidingen werd in de gangen en trappenhuizen van het appartementencomplex eveneens een aanzienlijke concentratie koolmonoxide gemeten. Hierdoor was er sprake van een noodsituatie.
Uit de metingen in de appartementen bleek dat er aanzienlijke concentraties koolmonoxide aanwezig waren variëren van enkele ppm's tot 64 ppm koolstofmonoxide, die echter geen acuut gevaar opleverden, maar wel gezondheidsklachten kunnen veroorzaken.”