Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
‘het brengen in de grond’en bij het
brengen in de lucht’’omdat er maximaal slechts sprake geweest van een kortstondige inbrenging in de lucht door neerdwarrelend zaagsel. Nu bij het neerdwarrelen van het zaagsel niemand anders aanwezig is geweest dan alleen de plegers van het feit, is hierbij niet voldaan aan het vereiste
‘te duchten gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor een ander’, aldus de raadsman
.Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het procesdossier het voor een bewezenverklaring vereiste gevaar niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ook bevindt zich in het procesdossier geen analyse van het concrete en reële gevaar voor de gezondheid bij inademing van de specifieke asbestsoort en het asbestgehalte. Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat de aanwezigheid van asbestdelen in de woning niet noodzakelijkwijze in verband hoeft te staan met de verweten verontreinigde handelingen. Daarom heeft hij voor dit feit vrijspraak bepleit.
bodem, in de lucht of in het oppervlaktewaterbrengt, is strafbaar, indien:
1. daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is of; 2. indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.”
Het wettelijk kaderOm te kunnen beoordelen of verweten handelingen (waarvan hiervoor is komen vast te staan dat die zijn verricht) leiden tot een bewezenverklaring van artikel 173a dan wel artikel 173b van het Wetboek van Strafrecht, dient eerst nader op deze bepalingen te worden ingegaan.
primair de bescherming van de gezondheid van de menstegen ernstige milieuvervuiling. Dat betekent ook dat de verontreiniging die schadelijk is voor bijvoorbeeld planten en dieren slechts dan onder het bereik van deze bepaling(en) valt, indien daardoor (mede) het gevaar voor de gezondheid van de mens te duchten is.
Het gevaar moet verder volgens vaste jurisprudentie naar objectieve maatstaven te duchten zijn. Niet vereist is derhalve dat het gevaar daadwerkelijk is ingetreden; voldoende is dat het te duchten is. Voorts is van belang dat het gevaar te duchten is op het moment van het brengen van de stof in het milieu en onder de omstandigheden waaronder dit werd gedaan. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder andere de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2007 (ECLI:NL:RBARN: 2007:BA0217) en de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 8 februari 2010 (ECLI:NL: RBALK:2010:BL2846).
op of in de bodem en/of in de luchtis gebracht. Daarvoor is van belang wat onder
bodem en luchtin het kader van de artikelen 173a en 173b van het Wetboek van Strafrecht dient te worden verstaan.
bodem en in de lucht” in voornoemde strafbepalingen moet worden verstaan, dient te worden aangesloten bij de begrippen in de betreffende milieuwetten
,zo blijkt uit de Memorie van Toelichting bij invoering van deze bepalingen
(Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 19 020, nrs. 1-3; nr. 3, pagina 8).
In die zin is ook eerder geoordeeld door de Hoge Raad als het gaat om de uitleg van het begrip bodem en het begrip oppervlaktewater (zie arresten van de Hoge Raad van 15 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:95) en de arresten van de Hoge Raad van 30 november 1992 (NJ 1985/89) en 23 februari 1993 (NJ 1993/605). Overigens gaat het bij de artikelen 173a en 173b van het Wetboek van Strafrecht niet om een lex specialis ten opzichte van de (sectorale) milieuwetten, zoals blijkt uit jurisprudentie van de Hoge Raad van 20 mei 1986, (zie NJ 1987, 990).
bodem en lucht. Hierna wordt weergegeven wat in de relevante (sectorale) milieuwetten onder deze begrippen wordt verstaan. Daarnaast zullen voor het goede begrip nog een aantal andere aanverwante relevante begrippen worden vermeld.
gevolgen voor het milieuin ieder geval worden verstaan gevolgen voor het fysieke milieu, gezien vanuit het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen,
van water, bodem en luchten van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat, alsmede van de relaties daartussen.
emissieverstaan:
stoffen, trillingen, warmte, die of geluid dat direct of indirect vanuit een bron
in de lucht, het water of de bodemworden, onderscheidenlijk wordt gebracht.
luchtverontreinigingverstaan: aanwezigheid
in de buitenluchtvan vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, niet zijnde splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen als bedoeld in de Kernenergiewet (http://wetten.overheid.nl/BWBR0002402), die op zichzelf dan wel tezamen of in verbinding met andere stoffen nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.
bodemis in de Wet milieubeheer niet als zodanig gedefinieerd.
in de buitenluchtvan verontreinigende stoffen.
in de buitenluchtkunnen geraken, die niet voortvloeit uit het normale gebruik van een toestel of brandstof en die niet wordt verricht in een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is.
bodemmoet ingevolge artikel 1 van de Wet bodembescherming worden verstaan: het
vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.
het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen”.Dat asbest op of in de bodem als hiervoor bedoeld, is gebracht, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan. De vloeren in de woning kunnen immers niet als zodanig gelden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de zak met asbestafval buiten de woning is neergezet en dat, nu deze zak in een fors besmette omgeving is gevuld, wellicht asbest op die wijze op de bodem is gebracht.
De rechtbank overweegt hierover dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat de vuilniszak buiten op de bodem is neergezet. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft bij de politie juist verklaard dat hij de zak met asbestafval in de laadbak van de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 3] heeft gezet.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte een stof, te weten asbest(vezels) op of in de bodem heeft gebracht, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande dient voor het begrip
luchtin de artikelen 173a en 173b van Wetboek van Strafrecht eveneens aansluiting te worden gezocht bij het (eensluidende) begrip
luchtin de Wet milieubeheer en Wet Luvo. Dat betekent dat onder
lucht“
buitenlucht”dient te worden verstaan. De vraag is dan ook of bewezen kan worden verklaard dat er op 7 februari 2015 bij het zagen en onachtzaam behandelen van het asbestmateriaal asbest in de buitenlucht is gebracht.
Tijdens het maken van de uitsparing in het dakbeschot, werd de buitenlucht afgeschermd door dakpannen (waarvan er op enig moment een paar naar beneden zijn gevallen) en aansluitend aan het maken van de uitsparing is een dakraam geplaatst dat de binnenlucht heeft afgeschermd van de buitenlucht. De rechtbank acht het aannemelijk dat bij de werkzaamheden mogelijk ook asbeststof buiten de woning in de buitenlucht terecht is gekomen. Dat dit niet denkbeeldig is, wordt ook bevestigd door het aantreffen op 12 februari 2015 van asbeststof op het dakbeschot nabij de gemaakte sparing en stukjes asbest in de dakgoot eronder. Mogelijk is ook, dat toen de vuilniszak naar buiten is gebracht en in de laadbak van de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 3] is geplaatst, enig asbeststof in de buitenlucht terecht is gekomen.
De rechtbank concludeert echter dat niet nader is onderzocht dan wel anderszins is komen vast te staan in welke mate en concentraties asbeststof tijdens de werkzaamheden op 7 februari 2015 in de buitenlucht terecht is gekomen. Voor een bewezenverklaring acht de rechtbank het dossier dan ook onvoldoende, gezien ook in de context van het strafdossier, dat zich concentreert op de lucht in de woning. Voor zover de rechtbank ten aanzien van asbeststof in de buitenlucht wel al tot een bewezenverklaring zou komen, kan naar het oordeel van de rechtbank vervolgens niet worden bewezen dat, voor zover hier relevant, door het brengen van asbest in de buitenlucht “
daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is geweest”. Immers, daarvoor zal vast moeten komen te staan dat dit gevaar naar objectieve maatstaven te duchten was op het moment van het brengen van de stof in het milieu en onder de omstandigheden waaronder dit werd gedaan. Nergens in het dossier is echter gebleken in welke concentratie en waar de asbestvezels in buitenlucht zoal terecht zijn gekomen en of en welke concrete personen daaraan in welke mate blootgesteld zijn geweest.
Dit betekent dat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.