In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat N.C. van Steijn, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 juni 2019. De verwerende partijen, waaronder Stichting Wooncompagnie, hebben afzonderlijk verweerschriften ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel werd gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep van eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van de verwerende partijen zijn begroot op een totaal van € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris voor de eerste twee verwerende partijen, en € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris voor Wooncompagnie. Dit arrest is gewezen op 18 december 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.