In deze zaak heeft Woonstichting Joost, als rechtsopvolgster van Woningstichting Kleine Meierij, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 juni 2019. De zaak betreft de uitleg van een contractueel beding, waarbij de Hoge Raad de Haviltexmaatstaf toepast, zoals vastgelegd in de artikelen 3:33 en 3:35 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van Woonstichting Joost over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van Woonstichting Joost verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerder. Dit arrest is gewezen op 18 december 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.