In deze zaak heeft [eiseres] B.V. cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2019. De zaak betreft een geschil over de opschorting van een betalingsverplichting en de vraag of er sprake is van niet-nakoming van een verbintenis door de wederpartij, EEN VEILIG GEVOEL B.V. (EVG). EVG is niet verschenen in de cassatieprocedure, waarop verstek is verleend. De advocaat van [eiseres], H.J.W. Alt, heeft de zaak toegelicht en gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte.
De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties uiteengezet, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van EVG zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 18 december 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.