ECLI:NL:HR:2020:2080

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
20/01211
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake griffierecht in belastingzaak

In deze zaak verzoekt belanghebbende, [X] te [Z], om herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 23 oktober 2020, waarin het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet was voldaan. Belanghebbende stelt dat het griffierecht op 23 juli 2020 wel degelijk is betaald en heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van dit verzoek. De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel het griffierecht is betaald, dit pas na de door de griffier gestelde termijn van vier weken is gebeurd. De Hoge Raad oordeelt dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar is, ondanks de argumenten van belanghebbende in een brief van 14 augustus 2020. Hierdoor kan het verzoek niet leiden tot een andere beslissing over de ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad besluit dat er aantekening wordt gemaakt op het eerdere arrest dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan en gelast de griffier om het buiten de termijn betaalde griffierecht van € 131 terug te geven aan belanghebbende. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01211
Datum18 december 2020
AANVULLEND ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 23 oktober 2020, nr. 20/01211, ECLI:NL:HR:2020:1661

1.Het Verzoek

Belanghebbende verzoekt het hiervoor genoemde arrest te herzien. De Staatssecretaris is in de gelegenheid gesteld op het verzoek te reageren.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1
Bij het hiervoor genoemde arrest is het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is voldaan.
2.2
Belanghebbende verzoekt de Hoge Raad het arrest te herzien omdat het griffierecht wel is betaald. Bij het verzoek is een stuk gevoegd waaruit blijkt dat het griffierecht op 23 juli 2020 is voldaan.
2.3
Zoals in het arrest is vermeld, heeft de griffier van de Hoge Raad voor de betaling van het griffierecht een termijn van vier weken gesteld. Uit het verzoek en het daarbij gevoegde betalingsbewijs volgt dat het griffierecht is betaald nadat de door de griffier gestelde termijn was verstreken. Hetgeen belanghebbende in een brief van 14 augustus 2020 met betrekking tot het overschrijden van deze termijn heeft opgemerkt, is geen grond om te oordelen dat die overschrijding verschoonbaar is. Daarom kan het verzoek niet tot een andere beslissing inzake de ontvankelijkheid van het beroep leiden.
2.4
De Hoge Raad zal bepalen dat op het arrest wordt aangetekend dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan, en de griffier van de Hoge Raad gelasten het buiten de termijn als griffierecht betaalde bedrag terug te geven.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- stelt vast dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan,
- bepaalt dat hiervan aantekening wordt gemaakt op het arrest van 23 oktober 2020, en
- gelast de griffier van de Hoge Raad het door de belanghebbende buiten de daartoe gestelde termijn als griffierecht betaalde bedrag van € 131 aan belanghebbende terug te geven.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.