ECLI:NL:HR:2020:2080
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake griffierecht in belastingzaak
In deze zaak verzoekt belanghebbende, [X] te [Z], om herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 23 oktober 2020, waarin het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet was voldaan. Belanghebbende stelt dat het griffierecht op 23 juli 2020 wel degelijk is betaald en heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van dit verzoek. De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel het griffierecht is betaald, dit pas na de door de griffier gestelde termijn van vier weken is gebeurd. De Hoge Raad oordeelt dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar is, ondanks de argumenten van belanghebbende in een brief van 14 augustus 2020. Hierdoor kan het verzoek niet leiden tot een andere beslissing over de ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad besluit dat er aantekening wordt gemaakt op het eerdere arrest dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan en gelast de griffier om het buiten de termijn betaalde griffierecht van € 131 terug te geven aan belanghebbende. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2020.