ECLI:NL:HR:2020:2025

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
18/02395
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over woningoverval op Bonaire met dodelijk geweld tegen politieagent

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in een strafzaak die betrekking heeft op een woningoverval op Bonaire. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, waarbij de dood van een politieagent het gevolg was, en van medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld. De Hoge Raad heeft op 15 december 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 18/02395.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waaronder de vraag of het vuurwapengeweld dat heeft geleid tot de dood van de agent, gepleegd is met het oogmerk zoals omschreven in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht BES. Daarnaast werd er een verweer gevoerd dat de verdachte ontslagen diende te worden van alle rechtsvervolging wegens vrijwillige terugtred, zoals bedoeld in artikel 48b van het Wetboek van Strafrecht BES.

De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn van de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 16 jaren met 7 maanden, waardoor de nieuwe straf 15 jaren en 5 maanden bedraagt. De overige klachten van de verdachte werden verworpen, en de Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02395 A
Datum15 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 24 april 2018, nummer H 125/2017, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben P. van Dongen en R.J. Baumgardt, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
2.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 16 jaren. In de omstandigheid dat de Hoge Raad pas uitspraak doet nadat meer dan 28 maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, vindt de Hoge Raad aanleiding de opgelegde gevangenisstraf te verminderen met 7 maanden.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 15 jaren en 5 maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2020.