ECLI:NL:HR:2020:1981
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake informatiebeschikking
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 maart 2020, met nummers BK-18/00771 en 18/00777. Dit beroep volgde op een hoger beroep van belanghebbende en de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 18/1612) die betrekking had op een informatiebeschikking die aan belanghebbende was gegeven. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend in deze cassatieprocedure. Namens belanghebbende heeft advocaat M. van Leeuwen uit Nijmegen de zaak schriftelijk toegelicht.
De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. In zijn beslissing verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond en stelt hij belanghebbende een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de datum van het arrest, om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking.