Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2..Waar het in deze zaak over gaat
3..Juridisch kader
3. Indien de geheimhouding van een onderzoek daardoor niet in het gedrang komt, krachtens artikel 19, lid 1, nemen de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er informatie wordt verstrekt over de in het nationale recht geboden mogelijkheden om rechtsmiddelen in te stellen, zodra die middelen van toepassing worden, en wel tijdig zodat zij daadwerkelijk kunnen worden toegepast.
4. De lidstaten verzekeren dat de termijnen voor het instellen van een rechtsmiddel dezelfde zijn als die in vergelijkbare binnenlandse zaken, en dat deze termijnen worden gehanteerd op een wijze die garandeert dat het recht tot aanwending van dat rechtsmiddel effectief kan worden gebruikt door de betrokken personen.”
2. Indien de persoon met bevoegdheid tot verschoning bezwaar maakt tegen de inbeslagneming van brieven of andere geschriften omdat zijn plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt, wordt niet tot kennisneming overgegaan dan nadat de rechter-commissaris daarover heeft bepaald.
3. De rechter-commissaris die beslist dat inbeslagneming is toegestaan, deelt de persoon met bevoegdheid tot verschoning mede dat tegen zijn beslissing beklag open staat bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en tevens dat niet tot kennisneming wordt overgegaan dan nadat onherroepelijk over het beklag is beslist.
4. Tegen de beschikking van de rechter-commissaris kan de persoon met bevoegdheid tot verschoning binnen veertien dagen na de betekening daarvan een klaagschrift indienen bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd. Artikel 552a is van toepassing.
3. De artikelen 552a, eerste tot en met zesde lid, 552d, eerste en tweede lid, en 552e, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter geen onderzoek doet naar de gronden voor het uitvaardigen van het bevel, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift.”
3. Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p, ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.”
(...)
De NOvA wees er in dit verband terecht op, dat indien ten aanzien van inbeslaggenomen stukken mogelijk een beroep op het verschoningsrecht kan worden gedaan, (...) ernstige schade zou kunnen ontstaan als voorlopige terbeschikkingstelling zou plaatsvinden en de rechter later (op basis van een beklagprocedure) tot de conclusie zou komen dat het verschoningsrecht gerespecteerd had moeten worden en inbeslagneming niet had mogen plaatsvinden. Om deze reden kan voorlopige terbeschikkingstelling in deze gevallen niet aan de orde zijn.
(...)
Tot slot staan voor betrokkenen dezelfde rechtsmiddelen - te denken valt onder andere aan beklag tegen inbeslagneming - open als in een Nederlandse zaak.
Hiermee wordt een effectief rechtsmiddel voor de belanghebbende gecreëerd, mede ingegeven door de gedachte dat het waarschijnlijk - in praktische zin en mogelijk ook juridische zin - voor de belanghebbende moeilijker zal zijn om zijn rechten na overdracht van het bewijsmateriaal uit te oefenen in de uitvaardigende staat.”
4..Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
Hebben klagers beklagrecht in de EOB-procedure?
Dat strookt ook met het bepaalde in artikel 14 lid 1 van de Richtlijn, inhoudende “dat op de in het EOB aangegeven onderzoeksmaatregelen rechtsmiddelen toepasselijk zijn die gelijkwaardig zijn met die welke in een vergelijkbare binnenlandse zaak mogelijk zijn” en met de in artikel 5.4.4 Sv tot uitdrukking gebrachte bedoeling van de wetgever dat de uitvoering van een EOB dient te worden geweigerd indien en voor zover wordt vastgesteld dat die uitvoering onverenigbaar is met een verschoningsrecht.
5..Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
Klagers zijn in de gelegenheid gesteld om een deel van de elektronische en papieren gegevens in te zien. Uit het onderzoek met betrekking tot de elektronische gegevens is volgens klagers uit de door hen gemaakte selectie gebleken dat er toch nog geheimhouderstukken zijn achtergebleven. Het gaat om ongeveer 100 documenten en betreft deels documenten waar de zoektermen “[klager]” en “[klaagster]” in voorkomen, en deels andere documenten. De software van de FIOD is kennelijk niet in staat om zoektermen adequaat door te voeren.
(...)
6..Beslissing
15 december 2020.