Uitspraak
[vestigingsplaats].
1.Geding in cassatie
2.Aan de beoordeling van het middel voorafgaande opmerkingen
3.Beoordeling van het middel
4.Slotsom
5.Beslissing
10 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank oordeelde dat camerabeelden van de wachtruimte en toegangspaden tot de afdeling spoedeisende hulp van een ziekenhuis niet onder het verschoningsrecht vallen. De klaagster, een rechtspersoon, had een gegevensdrager met camerabeelden overhandigd aan de opsporingsambtenaar, die deze inbeslagnam. De klaagster stelde dat de beelden onder haar afgeleide verschoningsrecht vallen, omdat deze beelden informatie bevatten die aan artsen is toevertrouwd. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank onjuist heeft geoordeeld door te stellen dat de camerabeelden geen geheimhoudersstukken zijn. De Hoge Raad benadrukt dat camerabeelden waarop patiënten herkenbaar in beeld zijn gebracht, wel degelijk onder het verschoningsrecht kunnen vallen. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor herbehandeling, waarbij de stukken in handen van de rechter-commissaris worden gesteld voor een beslissing over het verschoningsrecht. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de reikwijdte van het verschoningsrecht van artsen en de bescherming van vertrouwelijke informatie in het kader van strafrechtelijke onderzoeken.