Uitspraak
verblijvende te [verblijfplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
4 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vraag of ambulante verplichte zorg kan worden gecombineerd met verplichte zorg die bestaat uit opname in een accommodatie. De zaak betreft een verzoekster, aangeduid als betrokkene, die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had eerder op 25 maart 2020 een beschikking gegeven in de zaak C/01/356120/ FA RK 20-873. De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant was verweerder in deze cassatieprocedure, maar heeft geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van betrokkene over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. Na beoordeling van de ingediende klachten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.