ECLI:NL:HR:2020:1878

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
20/01527
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerendezaakbelastingen en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De Rechtbank had eerder een verzoek van belanghebbende om uitstel van betaling van de voor het jaar 2016 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing afgewezen, evenals een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en vastgesteld dat de middelen tegen de uitspraak van het Hof duidelijk niet konden slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad besloot uiteindelijk om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01527
Datum27 november 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2020, nr. 19/00277 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 17/4394), betreffende een verzoek om uitstel van betaling van de voor het jaar 2016 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing en een verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur‑generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet–ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020.