Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
24 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 3 juli 2019 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980. De verdachte is aangeklaagd voor diefstal (artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht) en diefstal met valse sleutels (artikel 311.5 van het Wetboek van Strafrecht). Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Boksem uit Leeuwarden. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 24 november 2020, waarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.