ECLI:NL:HR:2020:1820
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2020 uitspraak gedaan over een beroep in cassatie ingesteld door [X] te [Z] naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 februari 2020, betreffende een aanslag in de forensenbelasting van de gemeente Ommen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij het griffierecht niet tijdig was voldaan. De indiener van het beroep in cassatie werd op 23 mei 2020 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en kreeg een termijn van vier weken om dit te betalen. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden, waarna adresverificatie plaatsvond en het griffierecht opnieuw werd opgevraagd. Ondanks deze pogingen heeft de indiener niet gereageerd en het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. In de beslissing heeft de Hoge Raad ook vermeld dat het door de indiener buiten de gestelde termijn betaalde griffierecht van € 131 door de griffier aan de indiener zal worden teruggegeven. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2020.