ECLI:NL:HR:2020:1816

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
20/01434
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over legesheffing door het dagelijks bestuur van Cocensus

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van Cocensus beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 maart 2020. De zaak betreft de leges die aan belanghebbende zijn opgelegd. Het Gerechtshof had eerder de hoger beroepen van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland behandeld. In cassatie heeft het dagelijks bestuur verschillende klachten ingediend, waarop belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door het dagelijks bestuur en een conclusie van dupliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van het dagelijks bestuur niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het dagelijks bestuur van Cocensus veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2.100 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 532 opgelegd aan het dagelijks bestuur van Cocensus. Dit arrest is uitgesproken op 20 november 2020 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01434
Datum20 november 2020
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN COCENSUS
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 maart 2020, nrs. 19/00222 en 19/00223, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 17/3370 en HAA 17/3371) betreffende van belanghebbende geheven leges.

1.Geding in cassatie

Het dagelijks bestuur van Cocensus (hierna: het dagelijks bestuur) heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het dagelijks bestuur heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

Het dagelijks bestuur zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt het dagelijks bestuur van Cocensus in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.100 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2020.
Van het dagelijks bestuur van Cocensus wordt een griffierecht geheven van € 532.