ECLI:NL:HR:2020:1816
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over legesheffing door het dagelijks bestuur van Cocensus
In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van Cocensus beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 maart 2020. De zaak betreft de leges die aan belanghebbende zijn opgelegd. Het Gerechtshof had eerder de hoger beroepen van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland behandeld. In cassatie heeft het dagelijks bestuur verschillende klachten ingediend, waarop belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door het dagelijks bestuur en een conclusie van dupliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van het dagelijks bestuur niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het dagelijks bestuur van Cocensus veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2.100 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 532 opgelegd aan het dagelijks bestuur van Cocensus. Dit arrest is uitgesproken op 20 november 2020 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.