ECLI:NL:HR:2020:1815

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
20/01049
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van B.V. [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën inzake naheffingsaanslagen loonheffingen

In deze zaak heeft B.V. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 maart 2020. Dit hoger beroep was gericht tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die betrekking hadden op naheffingsaanslagen in de loonheffingen over de jaren 2009 tot en met 2014, alsook op de daarbij opgelegde boetes. De belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01049
Datum20 november 2020
ARREST
in de zaak van
B.V. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 maart 2020, nrs. 19/00299 tot en met 19/00301, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/825 tot en met BRE 17/827) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen over tijdvakken in de jaren 2009 tot en met 2014 en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2020.