Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een economische overtreding waarbij de verdachte, geboren in 1954, werd beschuldigd van het onthouden van noodzakelijke verzorging aan runderen in het kader van zijn agrarisch bedrijf, in strijd met de Wet dieren. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar de betekening van de dagvaarding in hoger beroep was omstreden. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van het arrest van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad beoordeelde het cassatiemiddel dat klaagde over de geldigheid van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep. Het hof had geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, maar de Hoge Raad kwam tot de conclusie dat de betekening pas had plaatsgevonden na het tijdstip waarop de verdachte was gedagvaard. Dit leidde tot de vaststelling dat het hof onterecht had geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de dagvaarding. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en verklaarde de betekening van de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in hoger beroep en de gevolgen van een onjuiste procedure voor de rechtsgeldigheid van de vervolging.