ECLI:NL:HR:2021:1286

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
19/03017
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van betekening dagvaarding in hoger beroep na veroordeling in economische zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een economische overtreding waarbij de verdachte is veroordeeld voor het benadelen van de gezondheid en het welzijn van runderen, in strijd met artikel 2.1 van de Wet Dieren. De verdachte had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat de dagvaarding in hoger beroep geldig had geacht. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, concludeerde echter tot nietigverklaring van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep.

De Hoge Raad heeft de processtukken bestudeerd en vastgesteld dat de dagvaarding in hoger beroep pas is betekend na het tijdstip waarop de verdachte was gedagvaard. Dit gebeurde via uitreiking aan de griffier, terwijl op dezelfde datum een afschrift van de dagvaarding naar het BRP-adres van de verdachte was verzonden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onterecht had geoordeeld dat de verdachte rechtsgeldig was gedagvaard voor de terechtzitting in hoger beroep. Het cassatiemiddel van de verdachte slaagde, en de Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verklaarde de betekening van de dagvaarding in hoger beroep nietig.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in hoger beroep en de gevolgen van een onjuiste procedure voor de rechtsgeldigheid van de veroordeling. De zaak heeft ook samenhang met een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (HR:2020:1809).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03017 E
Datum21 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, economische kamer, van 3 juni 2019, nummer 21-003904-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot nietigverklaring van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt in de kern over het oordeel van het hof dat de dagvaarding in hoger beroep geldig is betekend (uitgereikt).
2.2
In de uitspraak van het hof, die bij verstek is gewezen, ligt het oordeel besloten dat de verdachte behoorlijk is gedagvaard. De inhoud van de stukken die voor de beoordeling van het middel van belang zijn, is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 6 en 7. Uit deze stukken kan worden afgeleid dat de dagvaarding in hoger beroep pas is betekend – via uitreiking aan de griffier – op een tijdstip gelegen na het tijdstip waartegen de verdachte was gedagvaard. Gelet daarop is het oordeel van het hof dat de verdachte rechtsgeldig is gedagvaard voor de terechtzitting in hoger beroep onjuist.
2.3
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- verklaart de betekening van de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 september 2021.