Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een economische overtreding waarbij de verdachte is veroordeeld voor het benadelen van de gezondheid en het welzijn van runderen, in strijd met artikel 2.1 van de Wet Dieren. De verdachte had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat de dagvaarding in hoger beroep geldig had geacht. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, concludeerde echter tot nietigverklaring van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep.
De Hoge Raad heeft de processtukken bestudeerd en vastgesteld dat de dagvaarding in hoger beroep pas is betekend na het tijdstip waarop de verdachte was gedagvaard. Dit gebeurde via uitreiking aan de griffier, terwijl op dezelfde datum een afschrift van de dagvaarding naar het BRP-adres van de verdachte was verzonden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onterecht had geoordeeld dat de verdachte rechtsgeldig was gedagvaard voor de terechtzitting in hoger beroep. Het cassatiemiddel van de verdachte slaagde, en de Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verklaarde de betekening van de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in hoger beroep en de gevolgen van een onjuiste procedure voor de rechtsgeldigheid van de veroordeling. De zaak heeft ook samenhang met een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (HR:2020:1809).