Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft de zaak mondeling doen toelichten door J.A. Biermasz, advocaat te Rotterdam.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [X] GmbH, gevestigd in Duitsland, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2019. Dit hoger beroep volgde op eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland, waarin bindende tariefinlichtingen aan de belanghebbende waren gegeven. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep met een verweerschrift. De zaak is mondeling toegelicht door de advocaat van de belanghebbende, J.A. Biermasz, te Rotterdam.
De Hoge Raad heeft het middel dat door de belanghebbende is voorgesteld, beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat het middel niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2020 door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de vice-president M.E. van Hilten en de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.