ECLI:NL:GHAMS:2019:1744

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
18/00357 tot en met 18/00360
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van douanerechten voor medische bandages en de juridische implicaties van de classificatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van verschillende medische bandages onder de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). De belanghebbende, een Duitse onderneming, had bindende tariefinlichtingen (BTI's) aangevraagd voor knie-, enkel- en rugbandages, waarbij zij verzocht om indeling onder post 9021, die orthopedische artikelen betreft. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had de producten echter ingedeeld onder post 6307, die andere geconfectioneerde artikelen betreft. Het Hof oordeelde dat de producten niet als orthopedische artikelen konden worden gekwalificeerd, omdat het beoogde effect van de bandages voornamelijk werd verkregen door hun elasticiteit en niet door andere kenmerken die een orthopedische functie zouden rechtvaardigen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die de beroepen van de belanghebbende ongegrond had verklaard, en oordeelde dat de inspecteur de BTI's terecht had afgegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de indeling van goederen te baseren op hun objectieve kenmerken en de relevante juridische bepalingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 18/00357 tot en met 18/00360
21 mei 2019
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X ], gevestigd te [Z] (Duitsland), belanghebbende,
(gemachtigde: mr. C. van Oosten)
tegen de uitspraak van 9 mei 2018 in de zaak met kenmerken HAA 16/1667 tot en met HAA 16/1671, HAA 16/1673 en HAA 16/1674 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft bindende tariefinlichtingen (hierna: BTI’s) aangevraagd voor de
volgende producten, waarbij zij heeft verzocht om indeling onder onderverdeling 9021 10 10 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN):
kenmerk kenmerk
rechtbank Hof
  • [B] - Kniegelenkbandage ( [type 1] )
  • [B] - Fussgelenkbandage ( [type 1] )
  • [B] - Rückenbandage ( [type 1] )
  • [B] - [type 2] Kniebandage
  • [B] - [type 2] Handgelenkbandage
  • [B] - [type 2] Rückenbandage
  • [B] - [type 2] Fussgelenkbandage
1.2.
De inspecteur heeft op dit verzoek op 13 januari 2015 BTI’s afgegeven waarbij de producten zijn ingedeeld onder onderverdeling 6307 90 10 van de GN.
1.3.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de BTI’s. Bij uitspraak op bezwaar van 16 februari 2016 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en de BTI’s gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. Bij uitspraak van 9 mei 2018 heeft de rechtbank de ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank, voor zover het de kenmerken HAA 16/1667, HAA 16/1668, HAA 16/1669 en 16/1673 betreft, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 juni 2018, aangevuld bij brief van 30 augustus 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Bij brief van 8 februari 2019 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2019. Namens
belanghebbende zijn verschenen de gemachtigde voornoemd, bijgestaan door L. Harings (advocaat), [directeur] (directeur belanghebbende) en [tolk] . Namens de inspecteur zijn verschenen mr. E.H. Mennes, dr. K.G. de Bruin en N. van Stokkem. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak, voor zover in hoger beroep van belang, de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

Zaak HAA 16/1667
1. Op 13 januari 2015 is aan eiseres een bti verstrekt met bti referentie NL RTD-2014-2064, waarbij een product met de handelsbenaming ‘ [B] -Kniegelenkbandage ( [type 1] )’ is ingedeeld onder GN-code 6307 90 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een kniebandage met onder meer de volgende kenmerken:
- geconfectioneerd;
- hoofdzakelijk vervaardigd van elastisch textiel van synthetisch brei- of haakwerk (neopreen);
- ter hoogte van de knieschijf een ronde uitsparing;
- voorzien van 2 klittenbanden;
- aan beide zijkanten een ingenaaide voorgevormde kunststof steun.
Het artikel is bedoeld om ondersteuning te geven aan het kniegewricht.
Het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden gewricht wordt enkel verkregen door de elasticiteit van de kniebandage.
Het artikel is niet individueel aanpasbaar aan een bepaalde handicap van de patiënt.”
Op grond van de stukken die tussen partijen zijn gewisseld, hetgeen zij ter zitting hebben toegelicht en hetgeen de rechtbank tijdens de zitting heeft waargenomen voegt de rechtbank hier nog aan toe, dat het textiel is voorzien van een rekbare schuimlaag met celstructuur. De bandage is voorzien van drie klittenbanden waarmee de bandage om de knie wordt vastgemaakt. Twee van deze klittenbandsluitingen worden met een band om het boven- en onderbeen gewikkeld. Deze niet-rekbare banden zijn met elastische stof aan de bandage bevestigd. Het textiel van de binnenkant van de bandage is sneldrogend. De kunststof strip beweegt met behulp van een soepel bewegende scharnier mee met de buiging van de knie. De bandage is verkrijgbaar in verschillende maten, variërend van XXS tot XXL.
Zaak HAA 16/1668
2. Op 13 januari 2015 is aan eiseres een bti verstrekt met bti referentie NL RTD-2014-2065 waarbij een product met de handelsbenaming ‘ [B] -Fussgelenkbandage ( [type 1] ) is ingedeeld onder GN-code 6307 90 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een enkelbandage met onder meer de volgende kenmerken:
- geconfectioneerd;
- vervaardigd van elastisch textiel van hoofdzakelijk synthetisch brei- of haakwerk (neopreen);
- een speciale uitsparing voor de hiel;
- voorzien van 4 klittenbanden;
Het artikel is bedoeld om ondersteuning te geven aan het enkelgewricht.
Het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden gewricht wordt enkel verkregen door de elasticiteit van de enkelbandage.
Het artikel is niet individueel aanpasbaar aan een bepaalde handicap van de patiënt.
De enkelbandage wordt als set (2 stuks) aangeboden.”
Op grond van de stukken die tussen partijen zijn gewisseld, hetgeen zij ter zitting hebben toegelicht en hetgeen de rechtbank tijdens de zitting heeft waargenomen voegt de rechtbank hier nog aan toe, dat het textiel is voorzien van een rekbare schuimlaag met celstructuur. Anders dan in de bti vermeld, zijn aan de bandage twee elastische banden genaaid, die om de enkel worden gewikkeld en vastgemaakt met klittenband. Het textiel van de binnenkant van de bandage is sneldrogend. De bandage is verkrijgbaar in drie maten.
Zaak HAA 16/1669
3. Op 13 januari 2015 is aan eiseres een bti verstrekt met bti referentie NL RTD-2014-2066 waarbij een product met de handelsbenaming ‘ [B] -Rückenbandage ( [type 1] ) is ingedeeld onder GN-code 6307 90 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een rugbandage met onder meer de volgende kenmerken:
- geconfectioneerd;
- vervaardigd van elastisch textiel van hoofdzakelijk synthetisch brei- of haakwerk (neopreen);
- aan beide uiteinden voorzien van een klittenbandsluiting;
- aan de achterzijde voorzien van 2 verwijderbare voorgevormde kunststof steunen.
De rugbandage is tezamen verpakt met een elastische bandage vervaardigd van 14 strengen elastiek met een klittenbandsluiting.
Het artikel is bedoeld om ondersteuning te geven aan de rug.
Het beoogde effect op het ondersteunen van de rug wordt enkel verkregen door de elasticiteit van de rugbandage.
Het artikel is niet individueel aanpasbaar aan een bepaalde handicap van de patiënt.”
Op grond van de stukken die tussen partijen zijn gewisseld, hetgeen zij ter zitting hebben toegelicht en hetgeen de rechtbank tijdens de zitting heeft waargenomen voegt de rechtbank hier nog aan toe, dat het textiel is voorzien van een rekbare schuimlaag met celstructuur. Het textiel van de binnenkant is sneldrogend. De rugbandage wordt om de torso heen gevouwen en op de buik gesloten en is verkrijgbaar in verschillende maten. De lengte van de bandage verschilt per maat, de hoogte is 20 cm. De bijgevoegde elastische bandage van 14 strengen elastiek kan over de rugbandage worden aangebracht.
[…]
Zaak HAA 16/1673
6. Op 13 januari 2015 is aan eiseres een bti verstrekt met bti referentie NL RTD-2014-2069, waarbij een product met de handelsbenaming ‘ [B] - [type 2] Rückenbandage’ is ingedeeld onder GN-code 6307 90 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een rugbandage met onder meer de volgende kenmerken:
- geconfectioneerd;
- vervaardigd van elastisch textiel van hoofdzakelijk synthetisch brei- of haakwerk (neopreen);
- aan beide uiteinden voorzien van een klittenbandsluiting;
Het artikel is bedoeld om ondersteuning te geven aan de rug.
Het beoogde effect op het ondersteunen van de rug wordt enkel verkregen door de elasticiteit van de rugbandage.
Het artikel is niet individueel aanpasbaar aan een bepaalde handicap van de patiënt.”
Op grond van de stukken die tussen partijen zijn gewisseld, hetgeen zij ter zitting hebben toegelicht en hetgeen de rechtbank tijdens de zitting heeft waargenomen voegt de rechtbank hier nog aan toe, dat het textiel is voorzien van een rekbare schuimlaag met celstructuur. De bandage wordt om de torso heen gevouwen en met de klittenbandsluiting op de buik gesloten. Het textiel aan de binnenkant van de bandage is sneldrogend. De lengte van de bandage verschilt per maat (S, M, L), de hoogte is telkens 18 cm.
Alle zaken
8. In de bti’s is in vak 9 ‘Motivering voor de indeling van het goed’ het volgende vermeld:
“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1, letter b, op hoofdstuk 90, aantekening 7, letter e, op afdeling XI, aantekening 1 op hoofdstuk 63 en de tekst van GN-codes 6307, 6307 90 en 6307 90 10.
Verordening (EG) nr. 834/95, gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1966/2003.
Arrest van het Hof van Justitie, zaken C-260/00 tot en met C-263/00.”
9. De bandages voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld voor “medische hulpmiddelen” in Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffen de medische hulpmiddelen.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Bij het Hof is de indeling in de GN van de volgende producten in geschil:
[B] - Kniegelenkbandage ( [type 1] )
(18/00357)
[B] - Fussgelenkbandage ( [type 1] )
(18/00358)
[B] - Rückenbandage ( [type 1] )
(18/00359)
[B] - [type 2] Rückenbandage
(18/00360)
3.2.
Voor een toelichting op de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende heeft overwogen:
“22. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie recent HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
23. Verder kan de bestemming van een product een objectief indelingscriterium zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product, waarbij die inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie Stryker EMEA Supply Chain Services (reeds aangehaald), r.o. 40).
24. Krachtens aantekening 1, onderdeel b, op hoofdstuk 90, worden in hoofdstuk 90 niet ingedeeld steungordels en andere ondersteunende artikelen van textielstof, waarbij het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan enkel wordt verkregen door hun elasticiteit. In zijn arrest van 7 november 2002 (Lohmann GmbH & Co AG, nr. C-260/00, dictum) heeft het HvJ over deze aantekening als volgt geoordeeld:
De term ‘enkel’ in aantekening 1 b van hoofdstuk 90 van de GN moet aldus worden uitgelegd, dat op grond van deze aantekening gordels en bandages waarvan andere kenmerken dan de elasticiteit in niet onaanzienlijke mate bijdragen aan het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan, niet van dit hoofdstuk zijn uitgesloten.
25. Anders dan eiseres betoogt, stelt de rechtbank uit de hiervoor opgenomen feiten en aan de hand van de overgelegde monsters vast, dat de werking van bandages wordt ontleend aan de elasticiteit. De bandages zijn voornamelijk vervaardigd uit elastisch materiaal en zij behouden hun elasticiteit wanneer zij om het te ondersteunen lichaamsdeel zijn aangebracht. Dat zij met de op zichzelf niet-elastische klittenbandsluitingen en de deels of geheel elastische spanbanden naar behoefte strak of minder strak kunnen worden aangebracht, ontneemt de bandages niet hun elasticiteit. Zij rekken mee met de bewegingen van het lichaamsdeel of het gewricht waaromheen zij zijn aangebracht. Niet kan worden gezegd dat de klittenbandsluitingen en de spanbanden in niet onaanzienlijke mate bijdragen aan het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan.
26. Dit geldt ook voor de kunststof steunen in de kniebandage van zaak HAA 16/1667 en in de rugbandage van zaak HAA 16/1669. Deze plastic onderdelen bevinden zich in het elastische materiaal van de bandages en bewegen daardoor mee met die bandage. Voor de kunststof steunen in de kniebandage komt daar nog bij, dat deze zonder weerstand meebewegen met de buigingen van het kniegewricht. Hierdoor stijgt de werking van de bandages niet of slechts in beperkte mate uit boven de elasticiteit ervan.
27. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de bandages hierdoor onder het bereik van aantekening 1, onderdeel b, op hoofdstuk 90 en kunnen zij niet in een van de posten van dit hoofdstuk worden ingedeeld.
28. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de rugbandages van de zaken HAA 16/1669 en HAA 16/1673 moeten worden ingedeeld onder GS-post 6212. Volgens de tekst van GS-post 6212 omvat deze post “bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen”, oftewel diverse soorten ondersteunende (onder)kleding. De toelichting IDR op hoofdstuk 62 omschrijft de artikelen van GS-post 6212 als lichaamsondersteunende kledingstukken. In de Engelse taalversie wordt gesproken over ‘body supporting garments’. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de onderhavige rugbandages naar hun aard geen kleding of onderkleding. Kleding en onderkleding als bedoeld in deze post hebben, ook wanneer zij bestemd zijn een lichaamsdeel te steunen, tot doel een positief effect te hebben op het silhouet. De onderhavige bandages zijn niet met dat doel vervaardigd. Reeds hierdoor zijn zij niet aan te merken als kleding of onderkleding in de zin van GS-post 6212.
29. Verweerder heeft de bandages terecht ingedeeld onder GS-post 6307.
30. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.”

5.Relevante tariefposten en toelichtingen

5.1.
Post 6212 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“6212 Bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, bretels, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan, ook indien van brei- of haakwerk:
(…)
6212 9000 - andere”
5.2.
Post 6307 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“6307 Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen:
(…)
6307 90 - andere:
6307 9010 - - van brei- of haakwerk”
5.3.
Post 9021 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“9021 Orthopedische artikelen en toestellen, daaronder begrepen medisch-chirurgische gordels en banden, alsmede krukken; (…)
9021 10 - orthopedische artikelen en toestellen, alsmede artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel:
9021 1010 - - orthopedische artikelen en toestellen”
5.4.
Aantekening 1 op hoofdstuk 90 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Dit hoofdstuk omvat niet:
(…)
b) steungordels en andere ondersteunende artikelen, van textielstof, waarbij het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan enkel wordt verkregen door hun elasticiteit (bijvoorbeeld positiegordels, thoraxbandages, abdominale bandages, gewrichts- en spierbandages) (afdeling XI)
(…)”
5.5.
Aantekening 6 op hoofdstuk 90 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Voor de toepassing van post 9021 worden als ‘orthopedische artikelen en toestellen’ aangemerkt, artikelen en toestellen die dienen voor:
- hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen;
- hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure.
(…)”
5.6.
De toelichting IDR op post 6212 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Deze post omvat artikelen alsmede delen daarvan, die bestemd zijn om bepaalde lichaamsdelen te steunen of verschillende kledingstukken op hun plaats te houden. Die artikelen mogen zijn vervaardigd uit weefsels van alle soorten, ook indien elastisch en zelfs uit brei- en haakwerk.
Van de onder deze post in te delen artikelen kunnen worden genoemd:
(…)
7. positiegordels, gordels voor kraamvrouwen en dergelijke gordels voor steun of voor verbetering van de lichaamsvorm, voor zover het geen medisch-chirurgische gordels betreft bedoeld bij post 90.21 (zie de toelichting IDR op die post). ”
De Engelstalige authentieke tekst van deze toelichting luidt:
“This heading covers articles of a kind designed for wear as body‑supporting garments or as supports for certain other articles of apparel, and parts thereof. These articles may be made of any textile material including knitted or crocheted fabrics (whether or not elastic).
The heading includes, inter alia :
(…)
(7) Maternity, post‑pregnancy or similar supporting or corrective belts, not being orthopaedic appliances of heading 90.21 (see Explanatory Note to that heading).
(…)”
5.7.
De toelichting IDR op hoofdstuk 90 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“I. Draagwijdte van het hoofdstuk
Dit hoofdstuk omvat instrumenten, apparaten en toestellen van uiteenlopende aard, die in de regel het kenmerk dragen dat zij met zorg zijn afgewerkt en uiterst nauwkeurig zijn, zodat de meeste onder meer gebruikt worden voor zuiver wetenschappelijke doeleinden (bijvoorbeeld laboratoriumresearch, analyse, astronomie), voor welbepaalde technische en industriële doeleinden (bijvoorbeeld meten, controleren, waarnemen) en voor medische en chirurgische doeleinden.(…)”
De Engelstalige authentieke tekst van deze toelichting luidt:
“This Chapter covers a wide variety of instruments and apparatus which are, as a rule, characterised by their high finish and high precision. Most of them are used mainly for scientific purposes (laboratory research work, analysis, astronomy, etc.), for specialised technical or industrial purposes (measuring or checking, observation, etc.) or for medical purposes. (…)”
5.8.
De toelichting IDR op GS-post 9021 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“I. Orthopedische artikelen en toestellen
Orthopedische artikelen en toestellen zijn gedefinieerd in Aantekening 6 IDR op dit hoofdstuk. Deze artikelen en toestellen dienen voor:
- hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen;
- hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure.
Van deze artikelen en toestellen kunnen worden genoemd:
(…)
10. artikelen en toestellen tegen het scheefgroeien en tegen andere vervormingen van de ruggengraat, alsmede medisch-chirurgische corsetten en gordels (met inbegrip van bepaalde steungordels), die worden gekenmerkt door:
a. de aanwezigheid van opgevulde delen, kussens, speciale baleinen en veren, die kunnen worden aangepast aan de patiënt, of
b. door de aard van het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd (leder, metaal, kunststof, enz.), of
c. de aanwezigheid van versterkte delen van stijve stukken textiel of van banden van verschillende breedte.
De speciale vorm en uitvoering van deze artikelen beantwoorden aan een bepaalde orthopedische functie, waardoor zij verschillen van gewone corsetten en gordels, ook al dienen deze laatste eveneens om organen te ondersteunen en op de goede plaats te houden; (…)
Van deze post zijn uitgezonderd:
(…)
c. steungordels en andere ondersteunende artikelen, als bedoeld bij aantekening 1b IDR op dit hoofdstuk, bijvoorbeeld positiegordels of gordels voor kraamvrouwen (in het algemeen post 6212 of 6307);
(…)”
De Engelstalige authentieke tekst van deze toelichting luidt:
“(I) ORTHOPAEDIC APPLIANCES
Orthopaedic appliances are defined in Note 6 to this Chapter. These are appliances for:
- Preventing or correcting bodily deformities; or
- Supporting or holding parts of the body following an illness, operation or injury.
They include:
(…)
(10) Appliances for correcting scoliosis and curvature of the spine as well as all medical or surgical corsets and belts (including certain supporting belts) characterised by :
(a) Special pads, springs, etc., adjustable to fit the patient.
(b) The materials of which they are made (leather, metal, plastics, etc.); or
(c) The presence of reinforced parts, rigid pieces of fabric or bands of various
widths.
The special design of these articles for a particular orthopaedic purpose distinguishes them from ordinary corsets and belts, whether or not the latter also serve to support or hold.
(…)
The heading does not include:
(…)
(c) Supporting belts or other support articles of the kind referred to in Note 1 (b) to this Chapter, e.g., pre‑natal or maternity belts (generally heading 62.12 or 63.07).
(…)”
5.9.
De GN-toelichting op GN-onderverdeling 9021 10 10 luidt, met ingang van 8 april 2017:

9021 10 10 Orthopedische artikelen en toestellen
Deze onderverdeling omvat „orthopedische artikelen en toestellen” waarvan de speciale vorm en uitvoering aan een bepaalde orthopedische functie beantwoorden, in tegenstelling tot gewone producten die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld producten voor gew[r]ichten, ligamenten of pezen die overbelast zijn als gevolg van sportactiviteiten, typen, en producten die alleen de pijn in het gebrekkig of gehandicapt lichaamsdeel, die bijvoorbeeld het gevolg is van een ontsteking, verzachten).
De „orthopedische artikelen en toestellen” moeten een specifieke beweging van het gebrekkig of gehandicapt lichaamsdeel (bijvoorbeeld gewrichten, ligamenten of pezen) volledig onmogelijk maken om verdere kwetsuren of (een verergering van) lichamelijke misvormingen te voorkomen; gewone producten daarentegen laten ongewenste bewegingen toe maar vermijden reflexbewegingen (dat wil zeggen onbewuste bewegingen) doordat ze relatief stijf zijn, hetgeen wordt bewerkstelligd door bijvoorbeeld flexibele breukspalken, pelottes, niet-elastisch textiel of bewegingsbeperkende klittenbandsluitingen.
Zie ook aantekening 6 op hoofdstuk 90 en het arrest in gevoegde zaken C-260/00 tot en met C-263/00, Lohmann GmbH & Co. KG en Medi Bayreuth Weihermüller & Voigtmann GmbH & Co. KG tegen Oberfinanzdirektion Koblenz, punten 36, 37, 39, 40, 43 en 45 (ECLI:EU:C:2002:637).
Voorbeelden van producten die onder onderverdeling 9021 10 10 vallen:
Voorbeelden van producten die onder afdeling XI vallen:

6.Beoordeling van het geschil

[type 2] rugbandage (zaaknr 18/00360)
6.1.
De inspecteur heeft zich ter zitting in hoger beroep aangesloten bij het standpunt van belanghebbende dat de [type 2] rugbandage dient te worden ingedeeld in post 6212, GN-onderverdeling 6212 90 00. Het hoger beroep met zaaknummer 18/00360 slaagt derhalve.
[type 1] kniebandage (zaaknr 18/00357), [type 1] enkelbandage (zaaknr 18/00358)
[type 1] rugbandage (zaaknr 18/00359)
6.2.
Belanghebbende bepleit indeling van alle producten onder post 9021, GN-onderverdeling 9021 10 10. Met betrekking tot de rugbandage stelt belanghebbende zich subsidiair op het standpunt dat deze dient te worden ingedeeld onder post 6212, onderverdeling 6212 90 00.
De inspecteur staat indeling van de kniebandage en de enkelbandage onder post 6307 voor, onderverdeling 6307 90 10. Met betrekking tot de rugbandage heeft de inspecteur zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat deze dient te worden ingedeeld onder post 6212, onderverdeling 6212 90 00.
6.3.
Ingevolge algemene indelingsregel 1 zijn voor de indeling wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. De bewoordingen van post 6307 luiden, voor zover hier van belang, “andere geconfectioneerde artikelen”. De bewoordingen van post 9021 zijn meer specifiek en luiden, voor zover hier van belang, “orthopedische artikelen en toestellen”. Het Hof zal daarom eerst onderzoeken of indeling in post 9021 mogelijk is.
6.4.
In aantekening 6 op hoofdstuk 90 is gepreciseerd dat voor de toepassing van post 9021 als “orthopedische artikelen en toestellen” worden aangemerkt artikelen en toestellen die dienen voor hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen, hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure. In aantekening 1 b op hoofdstuk 90 is bepaald dat dit hoofdstuk niet omvat “steungordels en andere ondersteunende artikelen, van textielstof, waarbij het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan
enkel[cursivering Hof] wordt verkregen door hun elasticiteit”, omdat dergelijke artikelen dienen te worden ingedeeld in afdeling XI (Textielstoffen en textielwaren), waar de hoofdstukken 62 en 63 deel van uitmaken. In zijn arrest van 7 november 2002, gevoegde zaken C-260/00 tot en met
C-263/00 (Lohmann GmbH & Co. KG en Medi Bayreuth Weihermüller & Voigtmann GmbH & Co. KG, hierna: het Lohmann-arrest) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) verduidelijkt dat uit de tekst van aantekening 1 b van hoofdstuk 90 van de GN volgt dat indeling onder GN-post 9021 uitgesloten is, wanneer de elasticiteit van de gordel of de bandage het enige element is dat bijdraagt tot het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan. Wanneer daarentegen andere elementen in niet onaanzienlijke mate tot dit effect bijdragen, is deze aantekening niet van toepassing. Het Hof is - anders dan de rechtbank - van oordeel dat bij alle [type 1] bandages het beoogde ondersteunende effect niet enkel wordt verkregen door de elasticiteit van het product. Bij alle bandages zijn andere elementen aanwezig, zoals spanbanden en (bij knie- en rugbandage) ingenaaide harde kunststof delen die, naast de elasticiteit van het product, ook bijdragen aan het beoogde ondersteunende effect. Het bepaalde in aantekening 1 b op hoofdstuk 90 staat daarom niet aan indeling onder post 9021 in de weg.
6.5.
In voormeld Lohmann-arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat gewone gordels en bandages voor algemeen gebruik niet onder post 9021 vallen. Producten van post 9021 onderscheiden zich van gewone gordels en bandages voor algemeen gebruik door met name i) het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd, ii) hun wijze van gebruik of iii) hun aanpasbaarheid aan specifieke handicaps van de patiënt, aldus het Hof van Justitie.
i) Het materiaal
6.5.1.
De bandages bestaan aan de buitenzijde uit een rekbare schuimlaag met celstructuur, door partijen aangeduid als neopreen, en aan de binnenzijde uit absorberend en sneldrogend polyester materiaal, dat voor ongeveer 50% uit Coolmax®-vezels bestaat, waardoor de stof, naar belanghebbende stelt, vocht snel opneemt en afvoert en zorgt voor “thermoregulatie”. Aan dit materiaalgebruik komt naar ’s Hofs oordeel geen onderscheidende betekenis toe voor de beoordeling of sprake is van orthopedische artikelen danwel van gewone gordels en bandages voor algemeen gebruik. Ook de gebruikers van gewone gordels en bandages voor algemeen gebruik zullen immers prijs stellen op materialen die het dragen ervan zo aangenaam mogelijk maken, zodat deze materialen niet kenmerkend zijn voor orthopedische artikelen. Het zelfde heeft te gelden voor de door belanghebbende benadrukte “zorgvuldige en hoge graad van afwerking”, welke volgens belanghebbende blijkt uit de hoge kwaliteitsgraad van de stiksels. In de gebruikte materialen en de afwerkingsgraad kan daarom geen aanwijzing worden gevonden dat sprake is van orthopedische artikelen in de zin van post 9021.
ii) Wijze van gebruik
6.5.2.
Belanghebbende heeft in haar hogerberoepschrift gesteld dat de producten dienen voor het versterken van het helingsproces (na bijvoorbeeld kniegewricht- of enkelblessures) en tevens geschikt zijn voor het voorkomen van en de behandeling van gewrichtsslijtage (Gonartrose), bij lichte gewrichtsinstabiliteit, bij chronische gewrichtspijnen en bij “zwelneigingen”. Zij kunnen, naar belanghebbende stelt, ook worden gebruikt na een operatie of in het kader van fysiotherapie. Deze door belanghebbende gestelde brede toepassing van de producten vindt steun in de opschriften van de verpakkingen. De verpakking van de kniebandage (zaak 18/00357) vermeldt:
“Stabilisierende Bandage zur wirkungsvollen Unterstützung des Kniegelenks
 bei sportlichen und körperlichen Belastungen
 nach Kniegelenksverletzungen
 bei chronische Gelenkschmerzen und Schwellneigung”
De verpakking van de enkelbandage (zaak 18/00358) vermeldt:
“Stabilisierende Bandage zur wirkungsvollen Unterstützung des Sprunggelenks und der Bänder
 nach typischen Umknickverletzungen
 bei Pronations- (“Einwärtsknicken”) und Supinationsneigung (“Umknicken”)
 bei sportlichen und körperlichen Belastungen”
De verpakking van de rugbandage (zaak 18/00359) vermeldt:
“Stabilisierende, wärmende Bandage zur wirkungsvollen Unterstützung der Wirbelsäule
 bei Schmerzen in der unteren Wirbelsäule (Lumbalregion)
 bei Muskelverspannungen
 zur Ersten Hilfe bei “Hexenschuss”
[Hof: spit]
Gelet op het zeer brede toepassingsgebied van de producten is geen sprake van producten met een specifieke (orthopedische) functie. In het brede scala aan toepassingen kan juist een bevestiging worden gevonden dat sprake is van producten voor algemeen gebruik.
iii) Aanpasbaarheid aan specifieke handicaps
6.5.3.
Ten aanzien van de aanpasbaarheid van de producten heeft het Hof het volgende vastgesteld. In de bij de producten gevoegde gebruiksaanwijzingen – welke volgens de vermelding op de voorzijde van die gebruiksaanwijzingen ook kunnen worden gedownload van een website van supermarktketen Lidl (Lidl-Service.com) – wordt in enkele stappen uitgelegd hoe de bandage dient te worden bevestigd aan het desbetreffende gewricht. In alle gevallen houdt het bevestigen van het product niet meer in dan het vastmaken van enkele klittenbandverbindingen. Zo vermeldt bijvoorbeeld de gebruiksaanwijzing van de kniebandage, afgezien van een vijftal plaatjes, uitsluitend het volgende:
De bandage aanleggen
Het is het eenvoudigst om de bandage aan te leggen terwijl u zit. Voor optimale steun moet u de bandage zo strak mogelijk aanleggen, echter zonder dat hij gaat knellen.
Figuur 1: Open de bandage en leg hem zo op het kniegewricht dat de aangebrachte patella-uitsparing precies op de knieschijf (patella) ligt. Het kniegewricht licht buigen en de middelste klittenbandaansluiting vastmaken.
Figuren 2 en 3: Maak de bovenste en onderste klittenbandaansluiting vast.
Figuren 4 en 5: Wikkel eerst de onderste stabilisatieband vanaf de achterzijde om de knie en de bandage, trek hem vervolgens door de opening in de gesp en maak hem daarna vast met de klittenbandsluiting. Met de bovenste stabilisatieband gaat u op dezelfde manier te werk.
Bij bestudering van de gebruiksaanwijzingen en de overgelegde monsters is het Hof niet gebleken dat het mogelijk is om de producten, alvorens zij aan het desbetreffende gewricht worden bevestigd, aan te passen aan een specifieke handicap. Anders dan belanghebbende heeft betoogd, kan het losser of vaster bevestigen van de producten, met behulp van het klittenband, naar ’s Hofs oordeel niet worden aangemerkt als een ‘aanpassing’ van de producten aan een specifieke handicap.
6.6.
Gelet op het vorenoverwogene kan in de materialen waarvan de producten zijn vervaardigd (6.5.1), de wijze van gebruik (6.5.2) en (het ontbreken van) aanpasbaarheid aan specifieke handicaps (6.5.3), geen aanwijzing worden gevonden dat sprake is van orthopedische artikelen of toestellen in de zin van post 9021. Wel kan in het zeer brede scala van toepassingen van de producten een duidelijke aanwijzing worden gevonden dat sprake is van bandages voor algemeen gebruik. Hieruit volgt dat indeling onder post 9021 niet mogelijk is. De omstandigheid dat de bandages voldoen aan de definitie van een medisch hulpmiddel van artikel 1, lid 2, aanhef en onder a, van Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen, leidt niet tot een ander oordeel, nu aan deze richtlijn geen betekenis toekomt voor de indeling van goederen in de GN. Ook in de omstandigheid dat het Hessisches Finanzgericht een aantal bandages van een andere importeur kennelijk heeft ingedeeld onder post 9021 leidt niet tot een ander oordeel. Het Hof dient zich zelfstandig een oordeel te vormen, op basis van de voorliggende producten en de ter zake geldende wet- en regelgeving, alsmede bestaande rechtspraak van Hof van Justitie en Hoge Raad.
6.7.
Ten overvloede stelt het Hof vast dat ook de toelichting op GN-onderverdeling 9021 10 10 (zie 5.9), welke aan de GN-toelichting is toegevoegd op 8 april 2017 (Pb C 111, p. 4, mededeling 2017/C 111/05), tot de conclusie noopt dat indeling onder post 9021 niet mogelijk is, reeds omdat “orthopedische artikelen en toestellen” volgens deze toelichting een specifieke beweging van het gebrekkig of gehandicapt lichaamsdeel (bijvoorbeeld gewrichten, ligamenten of pezen) volledig onmogelijk moeten maken, hetgeen – naar tussen partijen niet in geschil is – bij de onderwerpelijke producten niet het geval is.
6.8.
Bij deze stand van het geding is tussen partijen niet in geschil dat de [type 1] kniebandage en enkelbandage dienen te worden ingedeeld in post 6307, GN-onderverdeling 6307 90 10 en dat de [type 1] rugbandage moet worden ingedeeld in post 6212 90 00. Het Hof zal partijen hier in volgen.
Slotsom
6.9.
De slotsom is dat het hoger beroep in de zaken met de zaaknummers 18/00357 en 18/00358 ongegrond is en dat het hoger beroep in de zaken met de zaaknummers 18/00359 en 18/00360 gegrond is.

7.Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit)
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op: 2 [bezwaarschrift + hoorgesprek] x € 254 x 1,5 (wegingsfactor) x 1 (samenhang) = € 762 voor de bezwaarfase en 4,5 [beroepschrift, repliek en zitting rechtbank + hogerberoepschrift en zitting Hof] x € 512 x 1,5 (wegingsfactor) x 1 (samenhang) = € 3.456 voor de fase van beroep en hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding bedraagt derhalve € 4.218.

8.Beslissing

Het Hof:
zaken 18/00357 en 18/00358
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
zaken 18/00359 en 18/00360
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze de BTI’s met de nummers
NL RTD-2014-2066 en NL RTD-2014-2069 betreft;
- vernietigt de BTI’s met de nummers NL RTD-2014-2066 en NL RTD-2014-2069;
- verstaat dat de inspecteur nieuwe BTI’s afgeeft met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 4.218;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 334 (beroep bij de rechtbank) en € 508 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 842 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, C.J. Hummel en A. Bijlsma, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 21 mei 2019 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.